Quick Fix 3: Bewijs van intracommunautair vervoer van goederen
Achtergrond
In het geval van een intracommunautaire levering van goederen moet de leverancier van de goederen onder meer over voldoende bewijs beschikken dat de goederen van de ene lidstaat naar een andere lidstaat zijn vervoerd. Dit bewijs is vereist om het btw-nultarief toe te passen op de intracommunautaire leveringen van de goederen.
Momenteel gelden in de EU-lidstaten verschillende eisen voor deze bewijslast. In de praktijk leidt dit vaak tot discussies tussen bedrijven en lokale belastingautoriteiten.
Benieuwd of de andere drie Quick Fixes ook op uw onderneming van toepassing zijn? Lees dan de onderstaande artikelen:
Nieuwe regelgeving: Quick Fix voor bewijsvoering
De derde Quick Fix is geformuleerd als een bewijsvermoeden voor het grensoverschrijdend vervoer van goederen. De nieuwe regelgeving bevat twee hoofdcategorieën documenten die als bewijs kunnen worden beschouwd: documenten onder categorie A en documenten onder categorie B.
Categorie A-documenten: Dit zijn documenten met betrekking tot het vervoer van de goederen. Voorbeelden zijn een volledig ondertekend CMR-transportdocument, een luchtvrachtfactuur of een factuur van een vervoerder van de goederen.
Categorie B-documenten: Dit zijn andere soorten documenten, zoals een verzekeringsovereenkomst voor het vervoer van de goederen, bankdocumenten waarin de betaling van het vervoer van de goederen is vermeld, officiële documenten van bijvoorbeeld een notaris die de aankomst van de goederen in de lidstaat van aankomst bevestigt of een ontvangstbewijs van een entrepothouder die de opslag van de goederen in de lidstaat van aankomst bevestigt.
Volgens de nieuwe regels wordt de leverancier geacht te hebben voldaan aan zijn bewijslast indien hij zelf het vervoer regelt en beschikt over ten minste twee niet-tegenstrijdige A-documenten, of twee niet-tegenstrijdige A- en B-documenten. Van belang hierbij is dat de documenten moeten zijn afgegeven door twee partijen die onafhankelijk van elkaar zijn, evenals van de verkoper en de afnemer. Indien de goederen door of voor rekening van de afnemer zijn vervoerd, heeft de leverancier eveneens een schriftelijke vervoersverklaring van de afnemer nodig die aan speciale vereisten moet voldoen. Overigens hebben de belastingautoriteiten de mogelijkheid om het bewijsvermoeden te weerleggen.
Wat moeten bedrijven doen?
Indien bedrijven gebruik willen maken van het bewijsvermoeden van de Quick Fix, dan dient hun bewijsvoering aan de vereisten te voldoen. Mogelijk houdt dit in dat zij hun processen voor de verzameling van vervoersdocumentatie moeten aanpassen. Eventueel kunnen zij ervoor kiezen om afspraken te maken met afnemers en toeleveranciers over de verstrekking van vervoersdocumentatie.
Hoewel de Quick Fix voortvloeit uit Europese regelgeving, kunnen er op nationaal niveau verschillen ontstaan in de wijze waarop afzonderlijke EU-lidstaten de maatregel implementeren. Afhankelijk van de belangen adviseren wij dan ook om professioneel advies in te winnen. Marisa Hut en Jayant Rakhan van VAT & Customs Advisory bij Baker Tilly adviseren u graag.
Dit bericht is meer dan zes maanden geleden gepubliceerd. Omdat wet- en regelgeving continu in beweging is, raden wij u aan met uw Baker Tilly adviseur te bespreken of de informatie in dit bericht actueel is en gevolgen heeft (of mogelijkheden biedt) voor uw situatie. Uw adviseur praat u graag bij over de laatste stand van zaken.
Andere inzichten
-
29 oktober 2024
Vergoeding nutsvoorzieningen en servicekosten bij verhuur: btw-behandeling wijzigt per 1 januari 2025
-
16 augustus 2024
Btw en detachering personeel in publieke sector: besluit geactualiseerd
-
26 september 2024
Ontbossingsverordening EUDR: strenge regels importeurs, marktdeelnemers en handelaren