Eindejaarstips voor ondernemers
Controleer wat er van uw administratie bewaard moet blijven
De fiscale wettelijke bewaartermijn van de administratie van de onderneming is volgens de hoofdregel zeven jaar. Alle gegevens die van belang kunnen zijn voor de belastingheffing, maken volgens de Belastingdienst deel uit van die administratie. Daarbij kunt u onder andere denken aan de loonadministratie, verkoopadministratie, voorraadgegevens, het grootboek en facturen van crediteuren en aan debiteuren. Als uw boekjaren gelijk zijn aan de kalenderjaren, mag u na 31 december 2020 uw administratie over 2013 en eerdere jaren weggooien.
Let op!
Voor bepaalde onderdelen van uw administratie geldt een langere bewaartermijn. Voor de btw-administratie over het gebruik van onroerende zaken, elektronische diensten, telecommunicatiediensten en radio- en tv-omroepdiensten geldt een bewaartermijn van tien jaar inclusief het jaar van eerste ingebruikname. De bewaarplicht is van belang omdat in die periode een herziening van de btw-aftrek kan spelen. Bijvoorbeeld wegens een andere bestemming van een of meer onroerende zaken, waardoor btw uit voorgaande jaren alsnog deels aftrekbaar kan zijn of deels terugbetaald moet worden. Controleer verder goed of u bepaalde documenten nog nodig kunt hebben. Denk daarbij bijvoorbeeld aan contracten, pensioen- en lijfrentepolissen. Deze documenten moet u nog wel bewaren.
Kunt u nog een voorziening vormen?
Mogelijk kunt u in 2020 een voorziening vormen voor toekomstige uitgaven waardoor de fiscale winst wordt verlaagd. Een aandachtspunt daarbij is dat deze toekomstige uitgaven hun oorsprong moeten vinden in feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan in 2020 of eerder. Ook moeten de uitgaven kunnen worden toegerekend aan dat jaar. Tenslotte moet redelijk zeker zijn dat u de uitgaven zult maken. Overleg met uw adviseur of u in 2020 nog een voorziening kunt vormen.
Benut/behoud uw investeringsfaciliteiten
Bekijk of u nog gebruik kunt maken van een van onderstaande investeringsfaciliteiten:
Herinvesteringsreserve: zorg voor een tijdelijke herinvestering
Behaalde u een fiscale boekwinst in 2017 met de verkoop van een bedrijfsmiddel? Heeft u deze boekwinst gedoteerd aan de herinvesteringsreserve (HIR)? Zorg dit jaar dan nog voor de herinvestering, als u dat nog niet gedaan heeft. Als u niet binnen drie jaar herinvesteert, moet u de HIR in 2020 tot uw fiscale winst rekenen. Als de herinvestering in het nieuwe bedrijfsmiddel is vertraagd door bijzondere omstandigheden, kunt u de inspecteur verzoeken om de driejaarstermijn te verlengen. De inspecteur honoreert uw verzoek alleen als u kunt aantonen dat u een begin heeft gemaakt met de herinvestering.
Extra tip!
Een belangrijke voorwaarde voor (het vormen van de) HIR is een aantoonbaar herinvesteringsvoornemen. Als u geen voornemen tot herinvestering kunt aantonen, wordt de HIR aan de belaste winst toegevoegd. Bewaar daarom documentatie waaruit uw herinvesteringsvoornemen blijkt. Blijf bovendien het voortbestaan van uw herinvesteringsvoornemen ieder jaar vastleggen totdat u de herinvestering doet. Het is goed om tevens informatie te verzamelen waaruit blijkt welke stappen u heeft genomen voor de herinvestering.
Verkoop van bedrijfsmiddel: wachten tot 2021?
Bent u van plan om bedrijfsmiddelen te verkopen die u in 2016 heeft aangeschaft? Als u in 2016 de investeringsaftrek heeft toegepast, kan het zinvol zijn om de verkoop uit te stellen tot 2021. Zo voorkomt u dat u een deel van de investeringsaftrek moet terugbetalen via de desinvesteringsbijtelling. De desinvesteringsbijtelling is nooit meer dan de destijds genoten investeringsaftrek. U mag de desinvesteringsbijtelling achterwege laten als u de bedrijfsmiddelen voor (in totaal) niet meer dan € 2.400 verkoopt.
Let op!
De desinvesteringsbijtelling is ook van toepassing bij andere vormen van vervreemding. Als u een bedrijfsmiddel overbrengt naar uw privévermogen, is dit een fictieve vervreemding tegen de waarde in het economisch verkeer.
Nog in het jaar 2020 in bedrijfsmiddelen investeren? (KIA)
Bent u van plan om in 2020 nog te investeren in bedrijfsmiddelen? Bekijk dan of u nog wel de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) krijgt. Als het totaal aan investeringen in 2020 groter wordt dan € 323.544, kunt u de investering mogelijk beter uitstellen tot in 2021. Bij een totaalbedrag aan investeringen boven € 323.544 komt u namelijk niet meer in aanmerking voor de KIA. De investering wordt toegerekend aan het jaar waarin u verplichtingen aangaat, zoals het sluiten van een koopovereenkomst. Vervaardigt u zelf een bedrijfsmiddel, dan is het jaar waarin u de voortbrengingskosten maakt van belang.
Let op!
Als uw onderneming deel uitmaakt van een samenwerkingsverband (bijvoorbeeld een maatschap of een vof), dan moet u voor het bepalen van de KIA tevens kijken naar de totale investering van het samenwerkingsverband. Vennoten van een samenwerkingsverband kunnen onder omstandigheden in 2020 hun kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) optimaliseren door het doen van investeringen buiten het samenwerkingsverband (buitenvennootschappelijke investeringen).
Vanaf 2021 wijzigt de wet. Vennoten moeten dan eerst het totaal van de KIA berekenen aan de hand van de som van de investeringen van het samenwerkingsverband en hun buitenvennootschappelijke investeringen. De vennoten hebben vervolgens recht op een aandeel in de KIA dat overeenkomt met hun aandeel in de som van de investeringen.
Bedrijfsmiddel nog niet in gebruik genomen?
Bent u in 2020 verplichtingen aangegaan voor de investering in een bedrijfsmiddel, dan mag u de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) toepassen in 2020. In principe geldt hierbij de voorwaarde dat u het bedrijfsmiddel in 2020 heeft betaald en in gebruik genomen. Als u het bedrijfsmiddel nog niet in gebruik heeft genomen, wordt de KIA beperkt tot het bedrag dat in 2020 is betaald. Het meerdere is aftrekbaar als KIA in 2021. Als u de KIA toch volledig wilt benutten, moet u een aanbetaling doen zodat de totale betaling in 2020 voor de investeringen minimaal gelijk is aan het bedrag van de KIA voor 2020.
In 2020 in bedrijfsmiddelen investeren of pas in 2021?
De staatssecretaris van Financiën heeft een wijziging ingediend bij de Tweede Kamer op het wetsvoorstel Belastingplan 2021. Het betreft de baangerelateerde investeringskorting (BIK). In grote lijnen komt de regeling erop neer dat bedrijven 3% van hun investeringen tot € 5 miljoen (per kalenderjaar) en 2,44% van het meerdere in mindering kunnen brengen op hun afdracht loonheffing. De regeling is bedoeld voor de jaren 2021 en 2022. Als u voor de BIK in aanmerking zou komen, kunt u overwegen om de investering pas in 2021 te doen.
Vergeten investeringsaftrek alsnog claimen
De investeringsaftrek bestaat uit de volgende regelingen: de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA), de energie-investeringsaftrek (EIA) en de milieu-investeringsaftrek (MIA). Bent u in uw aangifte inkomstenbelasting over 2015 vergeten de investeringsaftrek te claimen? U kunt de Belastingdienst in 2020 alsnog verzoeken om ambtshalve vermindering voor die investeringsaftrek. Normaal gesproken krijgt u geen ambtshalve vermindering als u vergeten bent om bij de aangifte een verzoek in te dienen, maar voor de investeringsaftrek heeft de staatssecretaris expliciet goedgekeurd dat een ambtshalve vermindering kan volgen. Uiteraard kunt u ook nog investeringsaftrek claimen over de jaren ná 2015.
Let op!
U mag voor dezelfde investering niet zowel de MIA als de EIA toepassen. Voor beide regelingen geldt dat u binnen drie maanden na het aangaan van de investeringsverplichting hiervan melding moet doen bij www.rvo.nl.
Vraag snel WBSO aan voor speur- en ontwikkelingswerk
De loonkosten van speur- en ontwikkelingskosten kunt u verlagen door WBSO te claimen. Lees op www.rvo.nl meer over de WBSO en hoe u WBSO kunt claimen. De WBSO moet tijdig aangevraagd worden. Als de aanvraagperiode ingaat op 1 januari 2021:
heeft een zelfstandige zonder personeel tot 1 januari 2021 de tijd voor de aanvraag WBSO
hebben bedrijven met personeel tot uiterlijk 20 december 2020 de tijd voor de aanvraag WBSO.
Familieschuld voor investering aflossen
Het uitgangspunt voor de investeringsaftrek is dat deze niet verkregen kan worden als de investeringsverplichting is aangegaan bij bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of personen die behoren tot zijn huishouden. In een Besluit van de staatssecretaris van Financiën is geregeld dat onder voorwaarden de investeringsaftrek toch kan worden toegepast. Een van de voorwaarden is dat sprake is van reële verplichtingen.
Verder mag de investering niet zijn bedoeld om het percentage van de investeringsaftrek te beïnvloeden. De inspecteur past de desinvesteringsbijtelling toe als de verplichting ten opzichte van de bloed- of aanverwanten niet is nagekomen. De inspecteur past de desinvesteringsbijtelling ook toe bij een verandering van de verplichting binnen vijf jaar na aanvang van het kalender(boek)jaar waarin de verplichting was aangegaan.
Als u in 2016 zo’n verplichting bent aangegaan doet u er verstandig aan om vóór 1 januari 2021 de verschuldigde rente en aflossing te betalen. U kunt ook proberen om aannemelijk te maken dat de verandering van de verplichtingen op zakelijke gronden berust.
Vragen? Neem contact met ons op!
Wilt u weten wat de Eindejaarstips specifiek voor uw situatie betekenen? Of heeft u andere vragen over de tips? Neem dan contact op met uw belastingadviseur bij Baker Tilly of bel naar een van onze vestigingen bij u in de buurt.
Dit bericht is meer dan zes maanden geleden gepubliceerd. Omdat wet- en regelgeving continu in beweging is, raden wij u aan met uw Baker Tilly adviseur te bespreken of de informatie in dit bericht actueel is en gevolgen heeft (of mogelijkheden biedt) voor uw situatie. Uw adviseur praat u graag bij over de laatste stand van zaken.