Aanpassing transactiewaarde bij invoer niet meer mogelijk na vrijgeven goederen
Zeer recent heeft de Rechtbank Noord-Holland een zaak gewezen (nr. AWB 16-5651) waarin een importeur zich op het standpunt stelt dat de vaststelling van de te betalen douanerechten was gebaseerd op een onjuiste transactiewaarde. In dit nieuwsbericht gaan wij in op de uitspraak, en het belang voor de praktijk.
De feiten
In 2016 doet een importeur aangifte voor het brengen in het vrije verkeer van 31 miljoen kilo aluminiumoxide. De op de aangifte vermelde prijs van de goederen bedraagt die zoals overeengekomen tussen verkoper B en koper C. Nadat de goederen zijn vrijgegeven meent de importeur dat teveel aan douanerechten is geheven, omdat in plaats van de transactieprijs tussen B en C de (lagere) transactieprijs tussen B en diens toeleverancier A gehanteerd had moeten worden. De douaneautoriteiten weigeren het verzoek tot vermindering van de UTB (uitnodiging tot betaling).
Uitspraak Rechtbank Noord-Holland
De rechtbank onderkent allereerst dat de grondslag voor de douanewaarde (waarop de berekening van douanerechten is gebaseerd) de transactiewaarde betreft. De transactiewaarde is de werkelijk betaalde prijs van de goederen, bepaald op basis van de verkoop die heeft plaatsgevonden onmiddellijk voordat de goederen het douanegebied binnenkomen. Wanneer de goederen zijn verkocht terwijl zij zich in tijdelijke opslag bevinden of onder een andere bijzondere regeling zijn geplaatst dan de regeling intern douanevervoer, bijzondere bestemming of passieve veredeling, wordt de transactiewaarde op basis van die verkoop vastgesteld.
In casu beroept de importeur zich op een overgangsbepaling die het onder voorwaarden mogelijk maakt om de (lagere) transactiewaarde van een eerdere verkoop te hanteren (vgl. artikel 347 van de Uitvoeringsverordening 2015/2447). Hierover stelt de rechtbank dat een beroep op die regeling had moeten geschieden op het moment waarop de aangifte werd gedaan. Op grond van het DWU (Douanewetboek van de Unie) zijn wijzigingen van de aangifte niet meer mogelijk nadat de goederen door de douaneautoriteiten zijn vrijgegeven. De UTB blijft dus gehandhaafd.
Belang voor de praktijk
De uitspraak van de rechtbank onderstreept het kritieke belang van de vrijgave van de ingevoerde goederen door de douane en het bepalen van de juiste waarde. De transactiewaarde van de goederen die zijn verkocht voor uitvoer naar het douanegebied van de Unie, moet in beginsel worden bepaald op het tijdstip van aanvaarding van de douaneaangifte op basis van de verkoop die onmiddellijk voordat de goederen het douanegebied zijn binnengebracht, heeft plaatsgevonden. Vanaf dat moment is het in beginsel niet langer mogelijk om gegevens in de douaneaangifte te wijzigen. Het is dan ook van belang om een beroep op gunstige maatregelen of bepalingen tijdig te doen. Mocht u vragen hebben over deze uitspraak, neem dan contact op met Frank Nellen.
Dit bericht is meer dan zes maanden geleden gepubliceerd. Omdat wet- en regelgeving continu in beweging is, raden wij u aan met uw Baker Tilly adviseur te bespreken of de informatie in dit bericht actueel is en gevolgen heeft (of mogelijkheden biedt) voor uw situatie. Uw adviseur praat u graag bij over de laatste stand van zaken.