Mondelinge overeenkomst bij ontslag niet genoeg
De uitspraak van de voorzieningenrechter werd gedaan in een zaak waar een werknemer een jaarcontract kreeg en vervolgens binnen twee maanden zowel werkgever als werknemer tot het besluit komen om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Voor de werkgever was er aanleiding voor ontslag op staande voet, de medewerker geeft er de voorkeur aan om zelf ontslag te nemen. De werkgever stemt daarmee in en bevestigt dit later per e-mail.
Vaststellingsovereenkomst
De werknemer besluit de vaststellingsovereenkomst niet te tekenen, omdat hij nog vragen heeft over uit te betalen vakantiegeld en het salaris. De werkgever betaalt het salaris uit tot en met 31 juli 2017 en is van mening dat de arbeidsovereenkomst per die datum is beëindigd. De werknemer is van mening dat het dienstverband nog niet is geëindigd en geeft aan aanspraak te maken op betaling van zijn salaris totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt.
Lees ook: Houdt onder dwang getekende vaststellingsovereenkomst stand?
Ontslag rechtsgeldig
werkgever stuurt een door werkgever getekende vaststellingsovereenkomst waarin staat dat met wederzijds goedvinden de arbeidsovereenkomst per 1 augustus is beëindigd. De medewerker tekent niet en laat weten dat hij zich bereid verklaart arbeid te verrichten. Omdat de medewerker sinds augustus 2017 geen salaris heeft ontvangen, stapt hij uiteindelijk naar de rechter om loon te vorderen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. De rechter moet zich nu uitlaten over de vraag of het dienstverband wel of niet rechtsgeldig is beëindigd.
Geen schriftelijke instemming
De voorzieningenrechter (Den Haag, 12 januari 2018) oordeelt dat er geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging door de werkgever, omdat de schriftelijke instemming van de werknemer in deze zaak ontbreekt. Ook de mailwisseling waarin wordt gesproken over beëindiging kan niet als instemming worden aangemerkt. Er is geen schriftelijke instemming nodig als er sprake is van een ontslag om dringende reden, maar in deze zaak heeft de werkgever hier van afgezien.
Geen wederzijds goedvinden
Ook is er volgens de rechter geen sprake van ‘wederzijds goedvinden’. Een vaststellingsovereenkomst is pas geldig als deze door beide partijen is ondertekend. De medewerker heeft de overeenkomst echter niet getekend. Gevolg van deze uitspraak is dat de werkgever het achterstallig loon, met een verhoging van 10%, én de proceskosten moet betalen.
Overweegt u ontslag van een van uw werknemers? Neem dan contact op met een van de arbeidsrechtjuristen van Baker Tilly Employment Advisory.
Dit bericht is meer dan zes maanden geleden gepubliceerd. Omdat wet- en regelgeving continu in beweging is, raden wij u aan met uw Baker Tilly adviseur te bespreken of de informatie in dit bericht actueel is en gevolgen heeft (of mogelijkheden biedt) voor uw situatie. Uw adviseur praat u graag bij over de laatste stand van zaken.