Prinsjesdag 2020: Personeel
Vragen? Neem contact met ons op!
Wij begrijpen dat de informatie over de nieuwe maatregelen niet direct inzicht geven in consequenties voor u of uw organisatie. Wilt u daar meer over weten? Of heeft u vragen over de maatregelen? Neem dan contact op met uw belastingadviseur bij Baker Tilly of bel naar een van onze vestigingen bij u in de buurt.
Onderwerpen Personeel:
Vrije ruimte werkkostenregeling
Vastlegging fiscale behandeling tijdelijke overbruggingsregeling voor flexibele arbeidskrachten (TOFA)
Bonus zorgprofessionals voor niet-werknemers
Gerichte vrijstelling scholingskosten ook voor vroegere arbeid
Grotere flexibiliteit voor pensioen en verlof
Wijziging definitie publieke kennisinstellingen voor S&O afdrachtvermindering
Wijzigingen in overgangsrecht levensloopregeling
Vrije ruimte werkkostenregeling
In het Besluit noodmaatregelen coronacrisis is de vrije ruimte van de werkkostenregeling voor de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom tijdelijk vergroot van 1,7% naar 3%. Voorgesteld wordt om deze verruiming van de vrije ruimte voor het kalenderjaar 2020 in de wet vast te leggen.
Verder wordt voorgesteld om de vrije ruimte voor het gedeelte van de fiscale loonsom vanaf € 400.000 per 1 januari 2021 structureel te verlagen van 1,2% naar 1,18%. Deze verlaging is bedoeld om de verruiming van de gerichte vrijstelling voor scholingskosten te compenseren.
Vastlegging fiscale behandeling tijdelijke overbruggingsregeling voor flexibele arbeidskrachten (TOFA)
In het Belastingplan 2021 wordt voorgesteld om met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 de vanaf die datum toegepaste fiscale behandeling van de Tijdelijke overbruggingsregeling voor flexibele arbeidskrachten (TOFA) in de wet vast te leggen. De TOFA bood een tegemoetkoming in de kosten voor levensonderhoud voor flexwerkers die door de coronacrisis een substantieel inkomensverlies hadden, maar geen aanspraak konden maken op een socialezekerheidsuitkering en onvoldoende middelen van bestaan hadden om rond te komen.
De toegepaste fiscale behandeling houdt in dat het UWV inhoudingsplichtige is en dat de uitkering als loon uit vroegere dienstbetrekking wordt aangemerkt, waarbij het UWV tevens de algemene heffingskorting mag toepassen.
Bonus zorgprofessionals voor niet-werknemers
Op grond van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 krijgen zorgprofessionals die in hun werk direct of indirect de gevolgen van de uitbraak van het coronavirus hebben ondervonden een bonus van € 1.000 netto. Deze netto-vergoeding zal geen gevolgen hebben voor de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en geen gevolgen hebben voor het inkomen dat relevant is voor inkomensafhankelijke regelingen zoals toeslagen.
Voor zorgprofessionals in dienstbetrekking kan dit zonder aanpassing van de wet worden bereikt door de werkgevers de bonus aan te laten wijzen als eindheffingsbestanddeel en ten laste te laten komen van de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Als de vrije ruimte niet voldoende is, betaalt de werkgever 80% eindheffing, waarvoor overigens in de subsidieregeling ook een compensatie voor wordt verstrekt. Voor zorgprofessionals die niet in dienstbetrekking werkzaam zijn, wordt een vergelijkbare oplossing in de wet opgenomen. Op grond van het wetsvoorstel kunnen zorginstellingen ook voor zorgprofessionals die niet in dienstbetrekking zijn, de bonus aanwijzen als eindheffingsbestanddeel. Hierbij geldt een eindheffingspercentage van 75%. Dit voorstel heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2020.
Gerichte vrijstelling scholingskosten ook voor vroegere arbeid
Op vergoedingen en verstrekkingen voor kwalificerende scholing is een gerichte vrijstelling van toepassing. Deze vrijstelling geldt nu alleen voor zover sprake is van tegenwoordige arbeid. Voorgesteld wordt om de gerichte vrijstelling voor scholing ook van toepassing te laten zijn op vergoedingen en verstrekkingen die voortvloeien uit vroegere arbeid.
Deze verruiming ziet op de gerichte vrijstelling voor het volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen en niet op de gerichte vrijstelling voor onderhoud en verbetering van kennis en vaardigheden ter vervulling van de dienstbetrekking. Hierdoor kunnen werkgevers de kosten van deze opleidingen en studies ook nog belastingvrij vergoeden na het einde van de dienstbetrekking van een ex-werknemer.
Grotere flexibiliteit voor pensioen en verlof
In het wetsvoorstel Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen heeft de wetgever drie afspraken uit het Pensioenakkoord uitgewerkt. Belangrijk om te melden is dat dit wetsvoorstel al vóór Prinsjesdag was ingediend. Ten eerste wordt in het wetsvoorstel een nieuw keuzerecht geïntroduceerd om op de pensioeningangsdatum eenmalig een bedrag ineens te mogen opnemen van maximaal 10% van de waarde van het ouderdomspensioen. De beoogde inwerkingtredingsdatum van deze maatregel is 1 januari 2022.
Ten tweede wordt in het wetsvoorstel tijdelijk de RVU-heffing van 52% versoepeld die u verschuldigd bent bij regelingen voor vervroegde uittreding. Als gevolg van het wetsvoorstel bent u, onder voorwaarden, geen 52% RVU-heffing verschuldigd. U bent de RVU-heffing niet verschuldigd indien u uw werknemer in de drie jaar voor de AOW-leeftijd een bedrag meegeeft dat na aftrek van de loonheffing maximaal gelijk is aan het nettobedrag van de AOW-uitkering (in het wetsvoorstel nu vastgesteld op € 1.767) per resterende maand tot de AOW-datum.
Ten derde wordt in het wetsvoorstel de fiscale ruimte voor verlofsparen vergroot van maximaal 50 weken naar maximaal 100 weken. De beoogde inwerkingtredingsdatum van deze maatregelen is 1 januari 2021.
Wijziging definitie publieke kennisinstellingen voor S&O afdrachtvermindering
De S&O afdrachtvermindering is alleen bedoeld voor private bedrijven. Publieke kennisinstellingen komen dus niet in aanmerking voor de S&O afdrachtvermindering. In het wetsvoorstel is een verduidelijking van de definitie publieke kennisinstelling voorgesteld. Voorgesteld is om de woorden ‘zonder winstoogmerk’ uit de definitie van publieke kennisinstelling weg te laten.
Wijzigingen in overgangsrecht levensloopregeling
Per 1 januari 2012 is de fiscale levensloopregeling komen te vervallen. Onder voorwaarden kon op grond van de overgangsregeling een bestaand levenslooptegoed blijven bestaan. Het overgangsrecht levensloopregelingen eindigt met ingang van 1 januari 2022. Indien aan het einde van 2021 nog een niet als loon in aanmerking genomen levenslooptegoed bestaat, dan wordt die aanspraak belast. Op grond van de huidige wet kan slechts de (ex-)werkgever inhoudingsplichtige zijn.
De (ex-)werkgever beschikt vaak echter niet over de juiste informatie om de aangifte loonheffingen te kunnen doen. Voorgesteld wordt om de instelling die de levensloopregeling uitvoert als inhoudingsplichtige op te laten treden. Daarnaast wordt voorgesteld om het fiscale genietingsmoment naar voren te halen van 31 december 2021 naar 1 november 2021. Op die manier is het risico kleiner dat de verschuldigde loonheffingen worden meegenomen in het box 3 vermogen op de peildatum 1 januari 2022.
Let op:
Wij benadrukken dat bovenstaande geen compleet overzicht is. Meer informatie over alle maatregelen gepresenteerd op Prinsjesdag vindt u op de website van de Rijksoverheid.
De genoemde maatregelen en wijzigingen zijn wetsvoorstellen, tenzij anders vermeld. De voorstellen moeten nog worden goedgekeurd door de Tweede en de Eerste Kamer. Let op: De voorstellen kunnen nog wijzigen.
Dit bericht is meer dan zes maanden geleden gepubliceerd. Omdat wet- en regelgeving continu in beweging is, raden wij u aan met uw Baker Tilly adviseur te bespreken of de informatie in dit bericht actueel is en gevolgen heeft (of mogelijkheden biedt) voor uw situatie. Uw adviseur praat u graag bij over de laatste stand van zaken.